Schuldhulpbemiddeling

Uit SchuldhulpHulp
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De gemeentelijke Schuldhulpbemiddeling is bedoeld om ondersteuning te bieden in geval van problematische schulden (volgens de Wet Gemeentelijke Schuldhulpbemiddeling). Een andere naam is Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (MSNP). Kern van de hulp is dat in geval de achterstanden/schulden niet binnen drie jaar afgelost kunnen worden, er hulp wordt geboden om uit de financiële geldzorgen te komen.

Gemeentelijke Schuldhulpbemiddeling

Inleiding

Hieronder wordt in het kort uitgelegd welke stappen er worden doorlopen in het schuldbemiddelingstraject. Deze zijn gebaseerd op de ervaringen uit het verleden (NVVK Richtlijn). De schuldbemiddeling wordt uitgevoerd door de gemeente (hoe dat is geregeld kun je nagaan op deze pagina). Ook kan de gemeentelijke Schuldhulpbemiddeling worden ingeschakeld, als er geen problematische schulden zijn, maar bijvoorbeeld als één of meer crediteuren niet willen meewerken aan een betalingsregeling.


Voorwaarden voor toelating tot de schuldhulpbemiddeling zijn:

  • Er is sprake van problematische schulden (de schulden/achterstanden zijn niet binnen 36 maanden af te lossen)
  • De schulden zijn niet ontstaan door fraude, of vallen niet in de categorie straf- of bestuursboete
  • De betrokkene heeft een Nederlandse verblijfstitel
  • Er is niet al eerder een beroep gedaan op schuldhulpbemiddeling (indicatie is een wachttijd van drie jaar na de eerdere schuldhulpbemiddeling, hoewel dit per gemeente kan verschillen).

Werkwijze

Intake

Binnen vier weken na de aanmelding start de Intake. Tijdens de intakefase worden allerlei gegevens verzameld over het inkomen en de schulden van de hulpvrager en de oorzaak van de schulden en achterstanden o.b.v. deze. Ook zal worden gekeken of het mogelijk is de schulden en achterstanden binnen drie jaar af te lossen. Is dat het geval, dan is toelating tot schuldbemiddeling een mogelijkheid. Verder wordt nagegaan of de hulpvrager in staat en gemotiveerd is de financiële problemen op te lossen. Hierbij kijkt men naar:

  • mogelijkheden om het inkomen te verhogen (door meer te gaan werken)
  • of de hulpvrager bereid is cursussen op het gebied van financieel beheer etcetera te volgen
  • of eventueel in bepaalde situaties ook wordt geadviseerd naast schuldbemiddeling andere hulpverlening in te schakelen.

Daarnaast zal indien noodzakelijk worden geadviseerd de (vaste) lasten van de hulpvrager te verminderen. In gevallen waarbij de achterstand van de hulpvrager in handen is gegeven van bijvoorbeeld een deurwaarder of een incassobureau, zal worden gevraagd deze procedure te pauzeren.

De intakefase wordt afgesloten met een advies/plan van aanpak. Hierin staat, indien de hulpvrager in aanmerking komt voor schuldhulpbemiddeling, een analyse van de financiële situatie en welke stappen zullen worden doorlopen.

Uitgangspunt bij alles is dat zodra de Gemeentelijke Schuldhulpverlening is ingeschakeld, er geen nieuwe schulden ontstaan en de vaste lasten worden betaald. Hiervoor is de hulpvrager verantwoordelijk.

Stabilisatiefase

Ervan uitgaande dat schuldbemiddeling kans van slagen heeft, wordt een stabilisatieovereenkomst opgesteld. Eerst wordt gekeken op welk bedrag de hulpvrager per maand recht heeft om van te leven (vrij te laten bedrag). De gemeentelijke Schuldhulpbemiddeling berekent dit bedrag en hierbinnen moeten alle maandelijkse lasten, zoals huur of hypotheek, energie, (eventuele) gemeentebelastingen en ook eten en kleding betaald worden. Dit bedrag wordt afgetrokken van het maandelijkse inkomen en wat overblijft, wordt gebruikt voor het aflossen van de schulden en achterstanden. Omdat de bemiddeling meestal 36 maanden zal duren, is duidelijk welk bedrag er na afloop van de schuldregeling beschikbaar is voor de schuldeisers. De stabilisatieovereenkomst gaat binnen vier maanden na het afronden van de intakefase in. Vanaf het ondertekenen van de stabilisatieovereenkomst worden de achterstanden bevroren. Dat wil zeggen... de schuldhulporganisatie stuurt een brief aan alle (bekende) crediteuren met het verzoek tot opgaaf van de hoogte van de schuld en de vraag om de incasso daarvan te staken.

Tijdens het opstellen van de schuldregeling gaat de gemeentelijke Schuldhulpbemiddeling met de schuldeisers in overleg om na te gaan of ze ermee akkoord gaan dat ze slechts een deel van de schuld/achterstand zullen terugkrijgen. Dit kan doorlopen, nadat de schuldregeling is ingegaan. Lukt dit, dan is er sprake van een minnelijke regeling.

Als één van de crediteuren niet akkoord gaat, kan de gemeentelijke Schuldhulpbemiddeling aan de rechter vragen de schuldregeling bij de schuldeisers af te dwingen (het dwangakkoord). Vindt de rechter de schuldregeling acceptabel (meestal het geval, als 80% van de crediteuren en/of 80% van het totale schuldbedrag akkoord gaat), dan zal hij deze toekennen en dienen de schuldeisers zich hier aan te houden. Gaat de rechter niet akkoord, dan rest de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).

In dat laatste geval wordt door de gemeentelijke Schuldhulpbemiddeling aan de rechter gevraagd de hulpvrager onder een vorm van bewind te stellen. Ook hier geldt weer dat de rechter zal kijken naar de oorzaak van het ontstaan van de schuld en/of de motivatie van de hulpvrager of de wil om het inkomen te vergroten aanwezig is (om maar een paar voorbeelden te noemen). Mocht de rechter dit toewijzen, dan wordt de hulpvrager toegelaten tot de WSNP. Dit kan drie tot zelfs vijf jaar duren (en soms een jaar). Mocht het tot een WSNP-procedure komen, dan is er sprake van opnieuw een start van de driejaarsperiode en vervalt de periode die de klant al in de 'schuldbemiddeling' zat. Klik voor uitleg hier.

De WSNP is geen hulpverleningstraject zoals de schuldhulpbemiddeling. Doel is in het algemeen zoveel mogelijk geld bij elkaar te krijgen voor de crediteuren; het menselijk belang staat minder op de voorgrond. Bij zowel WSNP als minnelijk of dwangakkoord geldt een aantal voorwaarden waaraan voldaan dient te worden:

  • Informatieplicht: iedere wijziging in inkomen en uitgaven (met name vaste lasten) dient te worden doorgegeven aan de gemeentelijke schuldhulpbemiddeling of bewindvoerder
  • Bijhouden van een boedelrekening (in geval van budgetbeheer doet de gemeentelijke schuldhulpbemiddeling dit)
  • Verbod om nieuwe schulden aan te gaan.

En lukt het allemaal niet om de schulden gesaneerd te krijgen, dan is de hulpvrager terug bij af. In dat geval blijven de schulden bestaan en kunnen schuldeisers de hulpvrager blijven lastigvallen tot in lengte van jaren. Het is dus van belang om in alle opzichten mee te werken en gemotiveerd te zijn om de vragen die de gemeentelijke Schuldhulpbemiddeling stelt, correct te beantwoorden.

Aflossen schuld

Mocht er een akkoord komen op de schuldbemiddeling (via een minnelijke regeling of een dwangakkoord) dan start het 'saneren' van de schuld. Door de gemeentelijke Schuldhulpbemiddeling is al het vrij te laten bedrag bepaald en alles wat er meer aan inkomen is, wordt gereserveerd in de boedel voor het (gedeeltelijk) aflossen van de schuld. Technisch zijn er twee mogelijkheden voor het beheer van de financiën:
• De hulpvrager houdt zelf het beheer over de financiën binnen de afspraken die met de gemeentelijke Schuldhulpbemiddeling zijn gemaakt
• De gemeentelijke Schuldhulpbemiddeling neemt het beheer van de financiën over en geeft de hulpvrager leefgeld (actief budgetbeheer)

Als dit drie jaar is volgehouden, dan volgt daarna kwijtschelding van alle schulden en is het gezin schuldenvrij.

Dat betekent niet dat dan alle aantekeningen van de schulden verdwijnen. Zo zal bijvoorbeeld het BKR nog twee jaar lang een aantekening van de schulden en de schuldhulpbemiddeling houden, waardoor het bijvoorbeeld niet mogelijk is een mobiel telefoonabonnement af te sluiten, terwijl ook banken/verzekeringsmaatschappijen moeilijk kunnen blijven doen. Feitelijk is vijf jaar na ingangsdatum elke registratie gewist die samenhangt met de schuldhulpbemiddeling.

Tot slot

Het gebeurt regelmatig dat na de bemiddeling hulpvragers terugvallen in het oude gedrag en er wederom schulden ontstaan. Mocht er te weinig geld zijn om die nieuwe schulden te kunnen voldoen, dan kan geen beroep meer worden gedaan op de schuldhulpbemiddeling. In dat geval kan er geen hulp worden geboden om de financiële problemen op te lossen en is de hulpvrager overgeleverd aan de grillen van de schuldeisers. Budgetbegeleiding/-coaching tijdens het Saneringstraject en Nazorg na afloop kunnen daarom noodzakelijk zijn.

Verder is het van belang op bepaalde punten zoals dwangakkoord de vinger aan de pols te houden bij de klant. In dat geval kan ondersteuning bij de rechtszitting voorkomen dat het dwangakkoord wordt afgewezen en de klant is aangewezen op de WSNP
Op deze pagina staan tips wat betreft de Schuldhulpbemiddeling

Uitvoering per Gemeente

De uitvoering van de Schuldhulpbemiddeling verschilt van gemeente tot gemeente. Klik hiervoor op je eigen gemeente: